Heb je ooit getwijfeld tussen het gebruik van “word” of “wordt” in een zin? Je bent niet de enige! Veel studenten struikelen over deze grammaticale valkuil. Gelukkig is er een simpel ezelsbruggetje dat je helpt om voortaan altijd de juiste keuze te maken.
Het verschil tussen “word” en “wordt”
Om te beginnen is het belangrijk om te weten wanneer je “word” of “wordt” gebruikt:
- “Word” gebruik je bij de ik-vorm en bij jij/je achter het werkwoord.
- “Wordt” gebruik je bij hij, zij/ze, het en bij jij/je voor het werkwoord.
Voorbeeld met “word”:
- Ik word morgen 18 jaar.
- Word jij lid van de studentenvereniging?
- Hier staat “jij” achter het werkwoord “word”, dus geen ’t’.
Voorbeeld met “wordt”:
- Hij wordt volgende week geopereerd.
- Wordt je broer ook student?
- Hier staat “je” voor het werkwoord “wordt”, dus wel een ’t’.
Het ezelsbruggetje
Als “jij/je” achter het werkwoord staat, schrijf je geen ’t’.
- Staat “jij/je” achter het werkwoord? Gebruik “word” zonder ’t’.
- Staat “jij/je” voor het werkwoord? Gebruik “wordt” met ’t’.
Voorbeelden:
- Word jij ook zo moe van al dat studeren?
- “Jij” staat achter “word” → Geen ’t’.
- Wordt je moeder blij van je cijfers?
- “Je” staat voor “wordt” → Wel ’t’.
Waarom werkt dit?
- Bij de tegenwoordige tijd krijgt het werkwoord bij ik en bij jij/je achter het werkwoord geen ’t’.
- Bij hij, zij/ze, het en bij jij/je voor het werkwoord krijgt het werkwoord wel een ’t’.
Veelgemaakte fouten en hoe ze te voorkomen
Een veelgemaakte fout is het onjuist toevoegen of weglaten van de ’t’ bij “word” en “wordt”.
Foutief:
- Wordt jij ook lid van de vereniging?
- “Jij” staat achter het werkwoord, dus er hoort geen ’t’ bij “word”.
Correct:
- Word jij ook lid van de vereniging?
Tip: Let altijd op de positie van “jij/je” in de zin om de juiste vorm te kiezen.
Praktische tips
- Controleer de positie van “jij/je”:
- Achter het werkwoord? → Geen ’t’ toevoegen.
- Voor het werkwoord? → Wel ’t’ toevoegen.
- Gebruik de stam + t-regel:
- Voor hij, zij/ze, het, en jij/je voor het werkwoord geldt: stam + ’t’.
- Lees je zinnen hardop:
- Vaak hoor je dan vanzelf of iets niet klopt.
Oefening:
Vul in de volgende zinnen “word” of “wordt” in.
- Morgen ___ ik 18 jaar.
- ___ je ook zo zenuwachtig voor het examen?
- Hij ___ steeds beter in wiskunde.
- ___ jij later dokter?
- Als je veel oefent, ___ je vanzelf beter.
Antwoorden
- Morgen word ik 18 jaar.
- Word je ook zo zenuwachtig voor het examen?
- “Je” staat achter het werkwoord, dus geen ’t’.
- Hij wordt steeds beter in wiskunde.
- Wordt jij later dokter?
- “Jij” staat voor het werkwoord, dus wel een ’t’.
- Als je veel oefent, word je vanzelf beter.
- “Je” staat achter het werkwoord, dus geen ’t’.
Door te onthouden dat je geen ’t’ toevoegt als “jij/je” achter het werkwoord staat, maak je het jezelf een stuk makkelijker. Zo schrijf je voortaan foutloze zinnen en voorkom je verwarring. Lees vooral onze andere taaltips om je grammatica nog beter te maken. Heb jij nog handige tips of trucs om deze grammaticaregels te onthouden? Deel ze in de reacties hieronder!
Geef een reactie